HomeUncategorizedRondetafelconferentie eco-labelling en certificering in de visserijsector

Rondetafelconferentie eco-labelling en certificering in de visserijsector

Kamerbrief over een internationale rondetafelconferentie over eco-labelling en certificering in de visserijsector op 22 en 23 april 2009. LNV organiseerde deze conferentie samen met de OESO en de FAO.

“In samenwerking met de OESO en FAO is door mijn ministerie op woensdag 22 en donderdag 23 april 2009 in Scheveningen een internationale rondetafelconferentie over eco-labelling en certificering in de visserijsector georganiseerd. Certificering is een belangrijk instrument op weg naar een duurzame visserij. Certificering en eco-labelling van vis en visproducten staat op dit moment volop in de belangstelling. Gezien het belang van het onderwerp heb ik daarom in het kader van het Committee of Fisheries (COFI) van de OESO het initiatief genomen voor de organisatie van deze rondetafelconferentie in Nederland. De conclusies van deze conferentie zijn recentelijk vastgesteld. Graag wil ik u met deze brief daarover informeren.

De rondetafelconferentie bracht circa 120 vertegenwoordigers van de OESO, de FAO en vertegenwoordigers van consumentenorganisaties, handel & verwerking, retail, NGO's, aanvoersector, experts/specialisten, onderzoek en overheid uit verschillende landen samen. Door de gekozen opzet van de bijeenkomst werd een actieve participatie van de deelnemers gewaarborgd hetgeen een unieke en waardevolle kans voor de diverse belanghebbenden bood om elk vanuit hun eigen invalshoek een inbreng te leveren.

De eerste dag van de rondetafelconferentie heeft zich met name toegespitst op transparantie en onafhankelijkheid van labels en keurmerken. Op de tweede dag stond het onderwerp publiek – private verantwoordelijkheidsverdeling centraal. De visserijsector is op dit moment sterk in beweging. Ik heb bij de opening van de conferentie aangegeven dat we dat momentum zouden moeten aangrijpen om de omslag naar een in alle opzichten duurzame sector te maken. Maar dit lukt alleen als alle betrokken partijen samenwerken en als alle partijen elkaar blijven uitdagen om met resultaten te komen. In Nederland pakt de markt het streven naar duurzaamheid steeds meer op.

Eco-labelling en certificering is daarvan een goed voorbeeld; de consument of de afnemer vraagt om een bewijs dat de vis van goede kwaliteit is en op een verantwoorde manier gevangen.

De brede belangstelling voor duurzame visserij is – zo heb ik aangegeven – ook de reden dat ik hier in Nederland een aantal afspraken met betrokken partners heb gemaakt. Met vissers en maatschappelijke organisaties is afgesproken om stapsgewijs alle (kotter)visserij onder het MSC-programma te brengen. Dit als onderdeel van een breder convenant om te komen tot een duurzame Noordzeevisserij. Het beschikbaar stellen van één miljoen euro om met certificering van vis en visproducten te kunnen beginnen, past daarin.

Het doel van de keurmerken is om de consument duidelijkheid te verschaffen. Dat staat op gespannen voet met een soms wel erg groot aantal verschillende keurmerken. Ik heb dit internationale visserijgezelschap er daarom ook op gewezen dat naar mijn overtuiging meer eenduidigheid op dit terrein duidelijker is voor de consument én ons eerder bij een duurzame visserij zal brengen. Het verslag van deze rondetafelconferentie treft u hierbij aan.

De belangrijkste conclusies en opvattingen die tijdens de rondetafelconferentie naar voren kwamen zijn:

  • In plaats van discussie te hebben over de voor- en nadelen van te veel of te weinig labels kan de discussie zich beter richten op de kwaliteit van de informatie van de bestaande labels: zijn zij waarheidsgetrouw, legitiem, transparant, robuust, consistent met FAO-richtlijnen? Er was een duidelijke roep om methodologie om de kwaliteit van de diverse eco-labels te kunnen beoordelen. Een bepaalde vorm van benchmarking van bestaande eco-labels zou zeer waardevol zijn.
  • Er bestaat een aantal tekortkomingen in global governance voor duurzame visserij. In het internationaal recht bestaan er verplichtingen (UN Convention on the Law of the Sea, UNCLOS) en er zijn internationaal overeengekomen richtlijnen die helpen deze te implementeren (FAO code of Conduct for Responsible Fisheries, CCRF). Er bestaan echter geen internationaal overeengekomen duurzaamheidsstandaarden of standaarden voor (duurzaam) visserijbeheer. Er zijn derhalve – behalve de CCRF – geen criteria waarmee overheden de effectiviteit van hun visserijbeheer kunnen beoordelen. Bij voorkeur in FAO-kader zou hier aan gewerkt moeten worden. Het ontbreken van op wetenschap gebaseerde standaarden voor bestandheer en definities van duurzaamheid global governance van duurzame visserij maken dit meer problematisch dan het beheer van voedselveiligheid, waarvoor er wel – goed gedefinieerde – operationele standaarden zijn.
  • Duurzaam beheer is te belangrijk om exclusief aan de markt of exclusief aan de overheid over te laten. Een combinatie van publieke en private mechanismen (certificering) en de relatieve druk die hier van uit gaat heeft interessante gevolgen voor het algehele visserijbeheer. · De conferentie heeft ook een aantal vragen over de rol van de overheden opgeworpen. Moeten de overheden actief de financiële, administratieve en beleidscondities voor certificering scheppen?
  • In aanvulling op publiek beleid is er ook een keur aan private voedselveiligheid en kwaliteitschema's. In praktijk werken zij in toenemende mate als internationale standaarden die de relatie tussen geglobaliseerde bedrijven en internationale toeleveranciers bepalen. Vragen die nu rond certificering in de visserij spelen zijn ooit ook op het gebied van voedselveiligheid opgeworpen. Voorbeelden daarvan zijn: hoe worden kosten verdeeld onder diverse belanghebbenden? Wat zijn de gevolgen voor kleine bedrijven en ontwikkelingslanden als zij niet aan de eisen kunnen voldoen?
  • De visserijsector ziet certificering steeds meer als een positieve “asset” voor het zaken doen in de internationale markten voor vis. Men zoekt certificering als de markt daar om vraagt. Het zijn niet langer de consumenten en de non-gouvernementele organisaties, maar de partijen in de keten – supermarkten en merkeigenaren – die hun inkoopstrategie baseren op duurzaam gecertificeerde vis; zij vormen een “key driver” in de ontwikkeling van eco-labels.
    De rondetafelconferentie heeft een duidelijk licht geworpen op de centrale elementen die in de toekomst verder moeten worden uitgediept. Veelal zal dat in internationaal kader moeten gebeuren, aangezien de markt van vis en visproducten sterk internationaal is.

In het bijzonder gaat het hier om:

  • Het oppakken van verzoeken om eco-labellingprogramma's te benchmarken; op zijn minst zal een methodologie moeten worden ontwikkeld om eco-labellingsystemen te evalueren in het licht van de FAO richtsnoeren voor eco-labelling van vis en visproducten.
  • Het definiëren van een werkbaar en evenwichtig systeem van het verdelen van de kosten van certificering in de keten.
  • Het verder analyseren van de impact van eco-labelling en de publieke antwoorden daarop op markttoegang en internationale handel; hierbij komen ook WTO-aspecten aan de orde.
  • Het ontwikkelen van strategieën gericht op het stimuleren van transitie in de visserij; dit impliceert de ontwikkeling van mechanismen gericht op een positieve verandering in de visserij. Gelet op hun betekenis voor de internationale handel in vis moeten deze strategieën in het bijzonder de ontwikkelingslanden omvatten.

De hiervoor genoemde punten moeten naar mijn mening deel uitmaken van de toekomstige agenda voor zowel het werk in de OECD als in de FAO. In de OECD moet naar mijn oordeel een follow-aan de rondetafelconferentie worden gegeven. Daarnaast zal in EU-kader certificering in het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid en in de nieuwe Gemeenschappelijke Markt Ordening een meer prominente rol moeten spelen. Ik constateer met genoegen dat er in Nederland veel belangstelling bestaat voor de onlangs geopende certificeringregeling.

Dat geeft aan dat de sector signalen uit de markt oppakt en zoekt naar mogelijkheden om aan de wensen van afnemers tegemoet te kunnen komen.”

G. Verburg
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid